Obituary

Dirk Schäfer



1. Bij den dood van Dirk Schäfer door Johan Koning

2. Dirk Schäfer Kwart eeuw na zijn dood door B.R.

3. In Memoriam Dirk Schäfer door Louis Couturier



1. Bij den dood van Dirk Schäfer

Bron: Haagsche Courant - 25 februari,1931

Bij den dood van Dirk Schäfer Noem mij vooral geen pianist. Het is het grootste scheldwoord, dat ik ken, Ik ben geen commis-voyageur in muziek; ik haat niets méér dan het métier !" De Worstelende Mensch en de verkeerde kunstenaar door Johan Koning In de vroege ochtend van 16 februari is Dirk Schäfer overleden, de grote Nederlandse pianist en componist, de grootste van dit eeuwgedeelte. Een muzikaal genie, waarvan in lengte van dagen de kunstgeschiedenis van ons land gewagen zal. Ik wil in deze kolommen bij dit merkwaardige kunstenaarsleven stil staan in de herinnering aan de gesprekken, die ik met hem had en waarin hij mij van dat leven heeft verteld. Tien jaar geleden sprak ik hem voor het eerst, in Amsterdam. Het zou een „interview" wordén. Maar toen ik weer zijn stille kamer had verlaten, waar de beide grote vleugels stonden, die zoo vaak de kleine ruimte vulden met hun wonderlijk geluid, voelde ik, dat, ons gesprek geen interview geworden was; het leek meer op een „biecht". Ik heb hem daarna de vier-en-twintig ‘Préludes’ van Frédéric Chopin horen spelen en ik heb het innerlijk verlangen als heimwee gevoeld naar het vreemde verre land, waar de Bron der Goddelijke Gedachte moet zijn en waarheen alleen de weg der Schoonheid leidt. Wanneer hij het Allegro Appassionato van de vier-en-twintigste prélude speelt, valt de schemering over het land en de dingen der aarde verdwijnen. De hemel is donker en de wereld schijnt verlaten. Maar de wind gaat als een zwervende zanger, weemoedig als hij, door het duister. Er staat een wonder te gebeuren. Dan komt de tempelbouwer, men weet niet van waar, men kan in het schemerduister nauwelijks onderscheiden wat hij doet. Hij bouwt, wonderlijk vlug, het ene steenblok op het andere. De hemel wordt lichter, de sterren schitteren, de koepelbouw is haast voltooid. De tempel verrees met wanden van geluid en binten van akkoorden, massief en sterk en hoog, tot de stilte weer over het land komt en het eigenlijke wonder gebeurt. Er zijn geen scharen van mensen, die langs de wegen trekken, tempelwaarts. Hij blijft gesloten voor de mensen. Hier bouwde iemand een tempel voor zich-zelf, om er te knielen en zijn eigen verlossing te zoeken. Het is niet nodig, dat de mensen dat weten. Hij bouwde in de schemering, in een verlaten land. Maar wie het zien mocht, boog het hoofd en bracht de hand op het huiverende hart. Als Schäfer zó Chopin speelt, is hij Meester en Schepper en niet langer een reproducerend kunstenaar. Want hij geeft een eigen emotie én bouwt die uit in klanken tot een klein altaar, waarvoor men neerknielt met gevouwen handen ... Zo was het na die eerste ontmoeting, tien jaar geleden. Is. Querido merkte in een treffend juiste karakteriseering van het spel van den nu ontslapen meester op: Als ik Schäfer's geestelijk en magistraal spel vergelijkenderwijs moest karakteriseren niet literatuur, dan zou ik Shelley's muzikaliteit en verbeeldingslyriek kiezen in verhouding tot de taal van andere grote dichters. Maar meer nog zou ik daarmee bedoelen te kenmerken, het accent van. zijn spel... De geestelijke lyriek, toch door en door menselijk, droef met het droefste, heimweevol met het verborgenste, uitstormend met het meest-bewogene, — deze geestelijke lyriek leeft ook geheel in de aristocratische uitbetelding van Dirk Schäfer, waarin opgelost is de navrante verfijning, de hartstohtswerkingen als stuwend en deinend element der zinnen-lyrick. Het muzikale accent van Shelley's taal, zijn strophen met inwendig na- of oorruisen van de woordklank, heeft Schäfer in zijn immer-doorzingende aanslag . . . Later schreef Herman Rutters over hem; zij schilderden het aureool om de figuur, het hemelse landschap, waarin deze grote sterveling de aarde leefde. Zij tekenden de kunstenaar ten voeten uit, maar zij spraken weinig van de mens, de eenvoudige mens, waaruit, lijdend en worstelend, do musicus is gegroeid. Zij spraken niet van de tragiek in het leven van dezen meester, van de trieste omstandigheid, dat hij als groot man leven moest in een klein land, maar in een land en onder een volk, die hij te lief had, om ze in de vreemde ontrouw te kunnen worden. ... De kunstenaar, die alleen verlangt, menselijke ontroeringen gestalte te geven. Zo mocht de zin van Dirk Schäfer's kunst volkomen duidelijk zijn. Dit was de bedoeling van de meester, onverschillig of hij als scheppend of nis reproducerend kunstenaar optrad. Zekere muziekrecensenten in Nederland vonden er een vrijmoedig genoegen in Dirk Schäfer alleen en uitsluitend als reproducent te beschouwen. Zij stonden volkomen vreemd tegenover de innerlijkheid van zijn kunst. Schäfer gaf nooit weer, hij schiep altijd. Wanneer hij achter de vleugel zat, speelde hij zijn ziel uit. Wat hij dan gaf was eigen werk; zo kon het verschijnsel worden verklaard, dat hij zo vaak verrassend andere tempi gaf als men gewoon was te horen. Men kon daartegen geen bedenkingen hebben. Het was met deze muziek, die uit de innigste aandoeningen van de ziel ontstond, als met de liefde: zodra men over haar nadenkt, staat zij buiten ons hart. Het was verwonderlijk en treurig tevens, dat Dirk Schäfer in ons land nog zolang beschouwd werd als reproducerend kunstenaar, als een concert-musicus van buitengewone gave. Het grote publiek, zelfs het kleine publiek van waarachtige muziekliefhebbers, kende hem nauwelijks als componist, beseften ten enenmale niet welk een ontzaglijke opoffering het Schäfer kostte om in het publiek te concerteren. — Noem mij vooral geen pianist, zei Schilfer ons eens met een ietwat weemoedige lach. Dat is het grootste scheldwoord, dat ik ken, Ik ben geen commis-voyageur in muziek : ik haat niets meer dan het métier. Dit verklaart, waarom Dirk Schäfer in ons land als kunstenaar een zeer aparte plaats inneemt, dit maakt tévens duidelijk, waarom Dirk Schäfer zich zo zelden horen liet, immers slechts een zeer bescheiden aantal concerten gaf hij in een seizoen. En ieder jaar opnieuw hoopte hij, dat bet de laatste maal zou zijn, dat hij in het openbaar behoefde te concerteren; maar de levensstandaard was hoog en de strijd om het bestaan was voor den kunstenaar zelden gemakkelijk. Hierin lag de tragiek van zijn leven. Het publiek, dat dezen stillen, bescheiden kunstenaar in de concertzaal zo geestdriftig toejuichte, voelde het leed niet schrijnen in zijn ziel. Maar hieruit kan ook worden verklaard, waardoor Dirk Schäfer met zijn spel zijn publiek zo sterk ontroeren kon... De innerlijke bewogenheid van zijn ziel bleef fris en gaaf, groeide, verdiepte zich bij het spelen en scheppen van zijn werk. Wat toen aan schoonheid in hem kwam, moest tot het nobelste horen. De ontroeringen, vergaard uit de ziel bij het geven van eigen werk, trilden opnieuw, wanneer hij uit de stille kamer, waar hij voor zich alleen speelde, voor de vleugel kwam op het podium in de concertzaal. En de levende, fel of innig levende ontroering in zijn eigen binnenste wezen drong door de gereproduceerde compositie, die er de wonderlijke schoonheid van een zoeven hieuw geschapen kunstwerk aan ontleende. De levensomstandigheden hebben Dirk Schäfer genoodzaakt, tegen zijn "wil, een in het openbaar uitvoerend kunstenaar te worden. Nolens volens werd deze muzikale dichter dezen voor de scheppende kunstenaar ietwat hatelijke weg opgedreven. Hij heeft er onder geleden en er tegen geworsteld, maar het léven is wreed en het leven geeft niet gauw toe. Hij legde zichzelf streng» beperkingen op; hij gaf niet meer concerten, dan voor zijn materieel bestaan nodig was. Hij haatte clichékunst; hij kon niet gaan tourneren, zoals zovele kunstenaars doen, in de vreemde. Hij zou in het buitenland fortuin hebben kunnen maken, hij zou 'n wereldnaam kunnen hebben. Maar Dirk Schafer maakte geen „kunstreizen” in het buitenland, Als zodanig maakte hij een uitzondering op al zijn collega's. Dit was tevens een der meest merkwaardige, een der meest gevoelige trekken in het karakter van dezee buitengewone man. Schäfer heeft altijd geweigerd als concertspeler met zijn muziek in een valiesje aan de hand, langs de muzikale centra van het buitenland te trekken. Hij kon onmogelijk vele avonden achtereen eenzelfde concertstuk spelen. Hij kon geen clichés reproduceren van zijn eigen zielsemoties; als hij speelde, wilde hij iets bereiken en dat kon niet avond-in avond-uit. Kunstenaars, die tourneeren, gaan ideëel achteruit. De volmaaktheid van zijn kunst dankte hij aan de heilige opvattingen van haar diepste wezen; hij kon alleen spelen wanneer hij zich-zelf geven kon, maar dan ook gehéél geven zonder voorbehoud. De enkele malen, dat hij in het buitenland optrad, was zijn succes onverdeeld. In 1910 gaf hij met Hekking (Gérard Hekking, cellist) en Flesch (Carl Fleshch, violist) een kamermuziekavond te Berlijn, uitsluitend van eigen composities. Het resultaat was buitengewoon; sedert eiste het leven hem opnieuw op en vele schetsen van de rijk- begaafde componist bleven onvoltooid. Soms, midden in zijn voorbereidende studies voor een nieuw concert, kreeg hij invallen voor een nieuwe compositie; hij drong ze terug, streng, onverbiddelijk. Dit is hard en smartelijk voor een kunstenaar, die componist is bij de gratie Gods. Dirk Schäfer werd in 1873 te Rotterdam geboren. Zijn naam zou doen veronderstellen, dat hij van Duitse origine is, maar hij werd geboren uit Nederlandsche ouders, in het hartje van Rotterdam, in het straatje tegenover het museum Booymans, drie hoog. Wat hij is geworden, heeft hij vooral aan zijn moeder te danken. „Bijna alles dank ik aan haar", vertelde hij ons eens, „was mijn moeder er niet geweest, dan zou ik niet zijn die ik nu ben". Zijn wezen heeft nog lang de trekken van het Bohémien-karakter behouden, maar het type van den zwerver werd vergeestelijkt. Hij werd een dromer, die door de paradijs-gebieden van de wereld-van-geluid uren en dagen zwerven kon. Een sterke energie heeft hem behoed tegen verwildering, waarin een dichterlijke geest als de zijne, die zich jong, vrij en onafhankelijk voelde, gemakkelijk had kunnen vervallen. Zijn vader wilde, dat zijn kind violist zou worden. Van zijn twaalfde tot zijn vijftiende jaar heeft Dirk Schäfer als liefhebbende zoon trouw viool geleerd. Maar toen reeds voelde hij in zich de drang zich te uiten en hij meende en terecht, dat het klavier hem daarvoor meer materiaal ter beschikking zou stellen. Het werd zijn jong en mooi en innig-eerlijk gevoeld ideaal componist te worden ... Toen hij vijftien jaar was, besloot hij energiek voor het klavierspel verder te studeren. Zijn eerste opleiding genoot hij te Rotterdam. Kort daarna ging hij met subsidie van de regering naar Keulen, waar hij zijn studies voortzette aan het conservatorium aldaar. Na twee jaar behaalde hij de Mendelssohn- prijs te Berlijn, de hoogste onderscheiding welke hem kon worden toegekend. In deze jonge jaren van het leven, waarin men gewoonlijk niet veel verder is geweest dan het schoolgebouw en waarin men reeds terdege kennis maakt met de eentonigheid der vele doodgewone levensdingen, maakte Dirk Schäfer een zonderlinge verandering door. Als regel treft men bij jonge mensen van deze leeftijd een sterk geprononceerde neiging om te handelen, bij anderen een even sterk ontwikkelde neiging om te gevoelen; in de jeugdige Dirk Schafer kwamen beide neigingen tegelijk voor; zij ontwikkelden zich beide snel, hij werd een der uitverkorenen, in wie de daad en de droom beide in evenwichtig verband kunnen bestaan. In een levensbeschrijving van Maurice Barrès, de Franse artiest en staatsman, heeft Johannes Tielrooy over droom- en daad-mensen gesproken. De droom, schreef hij, eist een nauw individualisme; de daad een verruiming van belangstelling, waardoor zulk individualisme bij de meeste mensen wordt vernietigd. De meesten moeten tussen droom en daad, tussen cultuur van het eigen ik en het werken voor de maatschappij een keus doen. Barrès, maar Dirk Schäfer óók, is het gelukt aan daad en droom beide hun deel te geven; hij heeft daad en droom in evenwicht kunnen houden door een consequent individualisme, dat in Dirk Schäfer de innerlijkheid der ziel ongerept heeft gelaten. Schäfer had, toen hij in zijn Keulse jaren zijn eerste concerten had gegeven, begrepen, dat hij van zijn leermeesters maar bitter weinig had geleerd. Wel had de een hem kennis van muziekgeschiedenis bijgebracht, een ander plichtsgevoel, maar hij was het zich zeer wel belust geworden, dat je tenslotte zelf verwerken moet, wat je in je hebt. Hij heeft de ontwikkeling van zijn innerlijkken rijkdom toen zelf ter hand genomen; een gemakkelijke leermeester was hij voor zich-zelf niet. Tot zijn 21e jaar bleef hij in Keulen, toets keerde hij naar Holland terug, waar een zeer moeilijke periode voor hem begon. Dat doet deze Meester uit de Nederlandsche muziekwereld aan Chopin, de Poolse zwerver denken; ook bij hem kan men spreken van de dramatiek van zijn dichterlijk sentiment. Hij komt slecht toegerust, in de strijd der zielsverlangens tegen de wetten van het werkelijke leven. Met zijn ganse wezen hunkert hij naar de stilte, naar de eenzaamheid, waarin hij zich muzikaal kan uiten. Er leeft immers zoveel in zijn rijke innerlijk dat vorm behoeft. Maar een componist heeft in Nederland geen levenskansen; hij moei er verhongeren binnen afzienbaren tijd. Dus geeft hij zich gewonnen en concerteert. ... en het publiek toont zich vrij onverschillig in aanvang. Het wordt een tijd van smartelijke decepties, maar het Nederlandsche publiek alléén draagt er de schuld niet van. Ook zelf doet hij zich verwijten. Hij kon de eerste Jaren onmogelijk het publiek geven, wat hij thuis, in de stilte van zijn kamer had bereikt, waar de muziek werd tot een mooie en vroom-vertrouwde samenspraak tussen de eeuwige schoonheid en de ziel van de kunstenaar. Het heeft hem een stuk energie gekost voor hij het publiek kon overtuigen van hetgeen er in hem leefde. Maar hij heeft gewonnen, hij heeft de zege schitterend behaald. Zijn virtuozenperiode duurde slechts enige jaren: uiteraard bon virtuositeit deze gevoelige persoon niet bevredigen. Als hij; zes-en-twintig jaar is, begint hij sterk da behoefte te voelen naar innerlijken zelf inkeer. De wereld heeft hem niet schuw gemaakt en hij is het leven niet als een dweper gaan haten, maar de Muziek heeft zijn ziél de onvergankelijke dingen der schoonheid doen verstaan. Zijn “werk” bevredigt hem niet; het concerteren valt hem zwaar; de vreugde van vrijheid waarin de ziel zich geven kan, vindt hij niet op het podium. Hij wilde naar zijn eigen-zelf leven, maar het maatschappelijk bestaan eiste, dat hij zijn beste krachten in zijn dienst moest aanwenden. Hij blijft concerten geven, maar zoo min mogelijk, hij blijft lessen geven, maar niet meer dan nodig is en in tussen ontwikkelt zich zijne zelfbeheersing, ontstond dat stalen masker van zijn gezicht waarmee hij echter vleugel zat en dat zijn diepste en meest intieme en tederste gevoelens voor het oog van het publiek verborgen kon. Als hij dertig jaar is, heeft hij zijn weg gekozen. Hij heeft leren berusten, in zoverre dat hij het gevaar heeft ingezien van opstandigheid, waardoor hij het beste in zich zou kunnen verliezen. Maar hij lijdt en in de uren van 'eenzaamheid, waarin hij voor zichzelf speelt of studeert, breekt de kracht van de beheersing. De volgenden avond staat hij weer op het podium en buigt voor net publiek, dat hem niet wil laten gaan. Hij voelt een innerlijke ontroering als gevolg van die warme, eerlijk gemeende huldebetuigingen, maar zijn gezicht verraadt het niet. Tot hij thuiskomt en het masker af kan leggen. Dan komt de trek van lijden in het gelaat: de ziel van den componist bleef immers zoo hopeloos onbevredigd. Dirk Schäfer werkte ontzaglijk hard; het zou feitelijk niet verteld behoeven te worden, wanneer men zich even bet succes herinnert van zijn indertijd, — in 1913 — gegeven historische avonden. Hij gaf betrekkelijk weinig concerten en in een luttel aantal plaatsen van ons land. Men zou dus geneigd zijn te denken, dat de voorbereiding voor deze concerten hem geen handen vol werk gaf. Het tegendeel was waar. Hij speelde niet in het buitenland, althans zo weinig mogelijk, omdat hij niet in staat was avonden achtereen met eenzelfde stuk dezelfde voorname schoonheid te bereiken. Dat kan trouwens geen een kunstenaar, maar de meesten vatten hun kunstenaarsschap te deze niet zo verheven op als Dirk Schäfer het deed. De werkelijke roem der kunstenaars dagtekent als regel uit de eerste tijd van hun optreden, wanneer hun talent nog fris is, hun werk het karakter blijft behouden van eigen, warm-doorvoerde emoties Maar als de kunstenaar zijn concerttourneen het buitenland begint, verliest zijn kunst veelal de frisheid van haar eerste bloei. Hij gaat clichéwerk geven; zijn ziel komt meer en meer buiten zijn spel te staan. Een dergelijke verwording kon Dirk Schäfer niet verdragen; ook in ons eigen kleine land heeft hij die zorgvuldig vermeden. Zijn concertprogramma's waren zodanig, dat hij zich op ieder concert geven kon met volkomen overgave, dat hij op ieder concert het hoogste bereiken kon. Daarvoor was nodig een groot repertoire, opdat hij niet in cliché-werk behoefde te vervallen, daarvoor was nodig harde studie, bijna rusteloze arbeid. Maar dit alles verklaarde zijn voorname succes. Zijn succes was nobel en verheven. De wijze waarop zijn auditorium hem huldigde, miste volkomen het triviale, dat zoo spoedig het applaus karakteriseert. Hij was geen kunstenaar van de affiche; een enkele advertentie in het avondblad was voldoende om de concertzaal binnen weinig dagen uitverkocht te hebben. Men ging naar zijn concert, zoals men naar de kerk gaat, wanneer er geen dienst is, om met zichzelf alleen te zijn, om een ogenblik te kunnen worden, wat wij werkelijk zijn. Men ging er heen in vrome stemming, zoals men langs een stil pad door de duinen naar de zee gaat om daar, onder de hoge hemelkoepel te luisteren naar de stem der eeuwigheid, die in het lied der golven ligt verklankt. Het noodde de ziel bij zich, opdat zij goed verstaan kon, wat de schoonheid hem vertelde. Hij zorgde er voor, dat aan een diepe en tedere ziel geen enkel klankwoord kon ontgaan. Zij luisterde gretig en ontroerd; zij zag het wonder der oneindigheid en voelde de wufte waarde van het wereldse bestaan. Omdat hij toeven mocht in den eigen tempel der opperste Schoonheid, kon hij verhalen van haar macht en troost en heerlijkheid. De ziel, die dit alles verstaan kan, vindt vrede met het leven, omdat hij het land leerde kennen, waar 's levens weedom en lijden niet is In de zaal heerste, wanneer hij speelde, een stille verrukking, een soort religieuze extase als bij een schare vromen, die het eerste wonder van den hemel aanschouwen. Hij had een kring om zich verzameld van getrouwen, die ieder jaar opnieuw naar zijn komst ver langden, voor wie ieder concert, dat hij gaf. een feest voor de ziel betekende. Als componist heeft Dirk Schäfer in ons land eerst laat de plaats gekregen, die hij krachtens zijn talent mocht opeisen. Van de vele componisten, die Nederland rijk is, was hij wel zeker een der meest geziene. Van zijn werk laten wij hier een, niet volledige, opgave volgen: Op. 1. Zwei Lieder für gemischten Chor mit Orchester. ,, 2. Zwei geistliche Gesange für gemischten Chor. ,, 3. Acht Etüden für Pianoforte. ,, 4. Sonate voor viool'en piano. ,, 5. Quintett für Pianoforte, 2 Violïlinen, Viola, Violoncell. 6. Sonate nr. 2 für Violine und Pianoforte. ,, 7. Rhapsodie Javanaise für Orchester. ,, 8. Suite Pastorale voor orkest. ,, 9. Sonate inaugurale voor klavier. 10. Drie klavierstukken. ,, 11. Twee sonates voor viool en klavier. ,, 12. Zes klavierstukken. ,, 13. Sonate voor violoncel en klavier. Deze composities verschenen voor een deel in Duitschland, voor een ander deel in Nederland. Zonder Opus verschenen nog voor klavier een ,,Walzer", „Barcarole", Praludium und Fuge, vier ,,petits morceaux" en Variationen auf eine Sequenz. Tien jaar geleden verschenen als op. 15 acht klavierstukken en nog een strijkkwartet in cis-moll, opus 14. Men ziet uit deze opgave, dat zijn arbeid, ook als componist niet gering is geweest. Het was te betreuren, dat hij op zijn concerten zo weinig eisen werk speelde. Wie van nabij de ontwikkeling van Dirk Schäfer als kunstenaar heeft kunnen volgen, kon niet mede- beseffen zijn innig verlangen naar rust en afzondering voor een wijle uit het drukke leven, dat zoveel lange jaren zo veel, zo zwaar, zo onverbiddelijk beslag op zijn beste krachten heeft gelegd? leder jaar, telkens weer, hoopte hij, dat het voor de laatste maal zou zijn en dat hij, voorlopig, de planken niet meer behoefde te betreden. Om in een rustige omgeving te kunnen scheppen, waarnaar zijn sterkste en mooiste zielsverlangens uitgingen om de schetsen te kunnen voltooien en uitwerken, die al maanden, andere al jaren lang verwaarloosd bleven liggen, om niet langer te moeten terugdringen de muzikale gedachten, die om een vorm smeekten, maar die hij, harer waardig, in de drukke dagen van zijn leven onmogelijk geven kon. „Luister lang naar hem, heel alleen, en zijn ziel zal zich ganselijk openbaren", schreef Querido in zijn studie over Chopin. Deze woorden konden ook voor Dirk Schäfer geschreven zijn. Zoals er zoveel valt aan te wijzen in Chopin’ s gemoedsbestaan van hartstochtelijk voelend kunstenaar, dat aan Schäfers zielsgesteldheid denken doet. Want als Querido schrijft, dat Chopin van het leven meegekregen heeft het bloedende vermogen om smart, — smart, gevoeld in alle diepten van zuiverste zelfontroering — om te scheppen tot schoonheid, tot woeste of stille schoonheid, al naar temperament en psychische kruiswerkingen met dat leven, dan zouden deze zelfde woorden ook al weer voor Dirk Schäfer als componist geschreven kunnen zijn. Maar groter dan die van Chopin waren Schäfer's persoonlijke instrumentale gaven. Hij had zich een individuele techniek verworven, zó machtig en geweldig, dat hij méér bereikte op het klavier dan de grootste van zijn tijd. Niemand kon beter dan Dirk Schäfer het inwendige van een compositie tonen, niemand was beter dan hij in staat, dank zij zijn verbluffende vingervaardigheid aan de kleinste nuances van den toon de volle klankwaarde te geven. Soms, vertelde Querido, dringt hij drie vingers op één toets, als de heroïke klankverspreiding het verlangt. De hand van Schäfer is van aristocratische fijnheid; lijkt veel op die van Chopin. Een weke fijnheid in de slanke vingers, maar bij fixatie, van een epileptisch-zich-strekkende onbuigzaamheid. Uit zo'n hand kan niet anders dan een heerlijk touché komen . .. Dirk Schäfer was zeer sterk in het poëtisch vertolken van muziek, van Beethoven of Robert Schumann of Chopin. Hij openbaarde. In het schitterend licht van eigen zielepracht liet hij aanschouwen, alles wat onder de koestering daarvan ontbloeide; hij vond de melodie, harmonie en ritme van zijn muziek op wonderlijke wijze door de ontroering en de emotie was de atmosfeer geworden, waarbuiten de drie andere factoren nauwelijks kunnen bestaan. Vandaar dat Dirk Schäfer zoo gemakkelijk tot het hart sprak en het hart hem blij-ontroerd zoo eenvoudig kon verstaan. Dirk Schäfer had een diepe verering voor Bach; hij speelde Bach echter weinig in het publiek. Zijn liefde ging verder uit naar Beethoven en Chopin, feitelijk naar iedere musicus, die blijk gegeven heeft, de waarachtige Schoonheid te kennen, naar Mozart, Schubert, Brahms, Schumann, Wagner, Bizet, Joh. en Rich. Strauss, naar Debussy en Ravel. Hij respecteerde de moderne richting in de muzikale wereld, omdat hij haar geen toevalligheid achtte, maar een schakel in hef; verband der toekomstige dingen. Deze stille, harde werker luisterde ook aandachtig naar de geluiden van de tijd. De wereldtragedie doorvoelde hij even sterk als die van de zoekenden zwerver in het leven. Aan de enen kant voelde hij het als een last, als een marteling soms, geboren te zijn in een klein land, aan den anderen kant achtte hij het een voorrecht, te mogen leven en werken in een land, dat hij op muzikaal gebied, wat in het bijzonder de cultuur betreft, de bovenste plaats liet innemen. Hij was een kloosterling, maar een, die binnen de muren het leed en de vreugde der wereld doorvoelde. Een rusteloze werker, die geen uur onvruchtbaar liet passeren, die devoot in dienst des levens verrichtte, een die de stilte lief had en wie het licht van zijn innerlijke wereld oneindig dierbaarder was, dan dat van een roemrijk bestaan in het openbare leven, een kloosterling, maar een, die den weedom en de vreugde van het leven kende, de verlangens van de ziel, de beden en verheugenissen van het hart en die de eenzaamheid zocht, omdat daar alleen de Schoonheid haar rijksten zegen geeft. Hij is heengegaan na bitter, maar heldhaftig gedragen lijden en zijn laatste verzoek was dat er aan zijn graf niet zou worden gesproken ... Het Nederlandsche muziekleven heeft met zijn heengaan een onherstelbaar verlies geleden. Johan Koning


3. DIRK SCHÄFER

Kwart eeuw na zijn dood

Bron: Het Binnenhof - 15 februari,1956

DIRK SCHÄFER Kwart eeuw na zijn dood „Veel meer dan puur muzikant” Een herinnering aan Dirk Schäfer, die een kwart eeuw geleden stierf, is met grote weemoed gemengd. Want wat betekent de naam van deze pianist-componist voor de huidige generatie? Voor hen, die thans zestig en ouder zijn, was hij een begrip, een levend begrip. Niet slechts in Nederland, ook ver daarbuiten: als Jac Urlus, Anton van Rooy, Anton Sistermans, Johannes Messchaert, Aaltje Noordewier- Reddingius. Sinds zijn debuut in het Amsterdamse Concertgebouw, dat was in het seizoen 1895—1896, onder de jonge Willem Mengelberg, met wie hij Rubinsteins pianoconcert in G groot en „Man lebt nur einmal” van Johann Strauss in de destijds zo populaire bewerking van Carl Tausig speelde, is zijn ster snel gerezen. Vol overtuiging noemt Eduard Reeser de in 1874 te Rotterdam geboren kunstenaar de grootste pianist, die ons land ooit heeft voortgebracht, „daar in hem een technisch meesterschap van de hoogste orde dienstbaar werd gemaakt aan de macht van zijn geestelijke persoonlijkheid, die verboven het puur- muzikale uitging.” En toch .... we vragen ons af, welke de waardering zou zijn, als thans de pianist Dirk Schäfer in onze concertzalen optrad. Want het is toch wel zo, dat sinds zijn verdwijnen de speeltechniek op een steeds hoger niveau is gekomen, de vergelijkings mogelijkheden, gezien de internationale concurrentie, steeds groter werden en het stilistisch besef zich voortdurend verdiepte. Ziehier een indirect, doch hopelijk duidelijk antwoord op een door ons gestelde vraag, die niet slechts Schäfer, doch ook anderen — we denken hierbij in de allereerste plaats aan zijn tijdgenoot Willem Mengelberg — betrof. Reden tot weemoed, want dit wijst op de betrekkelijkheid van alle kunstenaarsroem. Welke hier dubbel is, want er is ook nog een componist, die Dirk Schäfer heet. Wat is van hem anno 1956 overgebleven? De musicologen weten, dat voor Schäfer Johannes Brahms een eindpaal was, dat zijn werk een eclectisch karakter vertoonde, waarin soms een voorliefde voor het idioom van Richard Strauss opviel. Wat is er overgebleven van zijn orkestmuziek, de „Rhapsodie Javanaise”, de „Suite pastorale” ? Wat van de werken voor kamermuziek, die men wellicht kan stellen boven zijn symfonisch oeuvre? Niets dan een herinnering .... aan een herinnering .... Maar toch: hij blijft voor de talloze pianisten, thans in onze concertzalen een lichtend voorbeeld. Niet door de klank, welke hij ons ter controle naliet: hij leefde nog niet in een era, dat men deze vastlegde. Doch door zijn open staan voor alle moderne stromingen van zijn tijd. Merkwaardig: dezelfde man, die compositorisch niet verder wenste te komen dan plus minus 1900, bleek als reproducerend kunstenaar belangstelling, grote belangstelling te kunnen opbrengen voor de nieuwe productie, voor de werken van een Claude Debussy, een Maurice Ravel. Was zijn vertolking van Ravels „Scarbo” niet iets sensationeels? En zo kon men constateren, dat zijn carrière, begonnen met een parafrase van een Strauss-wals, eindigde met.... Arnold Schönberg, dezelfde met wie men thans nog, in dit seizoen, in en buiten de concertzalen geestelijk slaags raakt. Dat is het voorbeeld, dat de kunstenaar Dirk Schäfer ons thans nog geeft, vijf en twintig jaar nadat hij van ons heenging. Voorbeeld van een boeiende persoonlijkheid: onverzettelijk, op het geborneerde af — doch zulks bedoelen we allerminst denigrerend! —, waar het zijn scheppen betrof, open, objectief ten opzichte van het werk van anderen, als hij reproduceerde. Zeldzame combinatie van geestelijke eigenschappen in één mens. Daardoor veel meer en veel importanter dan „een puur muzikant”: hier heeft Eduard Reeser gelijk in. B. R.


Kölnische Zeiting - 18.02.1931

Obituary / Overlijden



3. IN MEMORIAM DIRK SCHÄFER

Bron: “Symphonia" van 15 Maart 1931

Door Louis Couturier DIRK SCHÄFER is niet meer. Een van Nederlands grootste zonen is met hem ten grave gedaald. Zijn overlijden dompelt heel het muzikale Nederland in rouw. Nederland is een klein land. Van dit kleine land is muzikaal Nederland slechts een gering deel. Men heeft het kunnen zien bij Schäfer's overlijden. Wat heeft men gedaan om den grooten Doode te eren? Wat deed onze regering, wat de stad Amsterdam, wat deden de besturen van onze grote concertinstellingen? Wat deed het Concertgebouw te Amsterdam, wat het bestuur van Concert Diligentia in Den Haag, wat het bestuur van de Maatschappij ter bevordering der Toonkunst? Geen onafzienbare stoet volgde, op de stralende voorjaarsdag van 19 Februari zijn stoffelijk overschot naar den dodenakker. Wel zelden is een zo groot kunstenaar met zo weinig officiële hulde naar zijn laatste rust plaats geleid. Enkele goede vrienden volgden de baar, wat Aronskelken werden op het graf gelegd, een laatste groet van haar, die hem in het leven het liefste is geweest, dit was alles .... Hoog in de lucht, onbewust van af scheid en scheiding, cirkelde een vliegmachine de zon tegemoet. Een moderne aanwijzing van hoger leven? Ondanks alle erkenning is Schäfer miskend. Hij was te groot voor dit kleine land. Te groot als kunstenaar en als mens. Hoe groot hij was beseffen slechts enkelen. Hoevelen hebben in hem gezien, wat hij inderdaad was: Nederlands grootste instrumentalist en vertolker van het muzikale kunstwerk. Hij was meer nog. Een van Nederlands kundigste en karakteristiekste componisten. Werd Schäfer in ons land miskend, hij die zoveel waardering en hulde mocht inoogsten? Sta ons toe, een vraag met een vraag te beantwoorden. Hoeveel malen hebben onze grootste orkest - instellingen Schäfer uitgenodigd als solist te treden? Hoeveel malen kon hij in ons land eigen avonden geven zonder gevaar te lopen voor een financieel tekort? Hoeveel malen heeft men hem uitgenodigd een eigen concert te geven? Nog een vraag: aan welk Conservatorium heeft men Schäfer een plaats als leraar aangeboden niet alleen omdat het als een eer werd beschouwd een zo buitengewoon pedagoog aan de instelling te verbinden, maar tevens om hem hierdoor het levensonderhoud gemakkelijker te maken, zoals men dit nog kort geleden in Slowakije heeft gedaan met de leden van het Boheemsche Strijkkwartet? Wie het leven van onze kunstenaars kent, weet hoe moeilijk voor de meesten de zorg voor het dagelijkse leven is. De kunstenaar in Nederland is nu eenmaal geen rijks- of gemeenteambtenaar en voor het vormen van kapitaal wordt hem geen gelegenheid geschonken. Het kleine land biedt vanzelf maar weinig gelegenheid tot concerteren en de concurrentie met buitenlanders is bij de voorkeur die men hier gewoonlijk voor het buitenlandse aan den dag legt, moordender dan waar ook op de wereld. Voor een pianist als Schäfer stond de gehele wereld open. In het buitenland heeft men hem in vroeger, en vooral ook in later tijd de waardering geschonken, op welke een zo groot kunstenaar en virtuoos als hij recht heeft. Maar de grootste waardering had hij hier in Nederland moeten vinden, omdat hij, die zo volkomen Nederlander was, tenslotte niet in het buitenland kon leven en ook niet als zoveel anderen de aanleg bezat tot reizend virtuoos. Schäfer was niet geschapen om als een Iturbi, een Horowitz, een Levitzky in den kortst mogelijke tijd de gehele wereld rond te reizen. Liefst met vliegmachine en auto, en zo mogelijk twee concerten per dag. Als Schäfer speelde had hij steeds zijn programma opnieuw ingestudeerd. Niet was hij als anderen, een levende grammofoon, die maar opgewonden behoeft te worden om telkens op nieuw dezelfde plaat af te draaien. Dit onderscheidde hem juist in zo hoge mate. Zijn voordracht deed telkens aan als volkomen nieuw, levend en leven wekkend, bezield en bezielend. Wat wij in Schäfer hebben verloren kunnen wij nu nog niet beseffen. Het gemis zal groter worden naarmate hij langer van ons weg is. Van ons weg is, is niet de juiste uitdrukking. Wie beseffen wat hij voor hen is geweest, weten dat hij nooit uit de gedachten zal gaan, dat zijn persoonlijkheid zal blijven voortleven, de gedachte niet alleen zijn spel, maar ook aan zijn woord, het wijze, dat hij vaak zo humoristisch kon uiten, nooit zal verloren gaan. De herinnering aan zijn spel zal blijven voortleven. Telkens als we weer een heel grote pianist horen. Want onwillekeurig zal hij herinneren aan Schäfers spel. En juist het beste in hem zal dit het sterkste doen. Wie heeft gespeeld als hij? Wie kan zijn vleugel met zoveel innigheid laten zingen, wie hem zo maken tot de stem van het diepste innerlijk? “On est seul avec vous dans la foule" heeft een fijngevoelige vrouw tegen Chopin gezegd na een concert. Ook Schäfer maakte sterk die indruk. Hoe kan het ook anders? Was de Chopinvertolker bij uitnemendheid? Was het niet alsof Chopin Schäfer niet diens werken voordroeg en dan telkens weer de indruk zelf speelde, als hij maakte alsof Chopin zelf in ons midden was? Het is niet nodig hier Schäfer als vertolker van Chopin in herinnering te brengen. Ieder die hem heeft gekend doet dit bij het horen van zijn naam vanzelf. Voor Schäfer is de vereenzelviging met Chopin zelfs een schaduwzijde van zijn optreden in het openbaar geworden. Hij die alles speelde - wie gaf als hij in elf concerten een overzicht van de gehele pianoliteratuur? - moest zich maar al te veel op aandringen van zijn auditorium, tot Chopin bepalen. Schäfer speelde de gehele pianoliteratuur van Byrd en Bach tot de allernieuwsten. De oude klavecinisten hadden zijn voorliefde; ook Schubert, Schumann en Brahms. Maar hij speelde even goed Debussy, Ravel, Schönberg. al voelde hij meer voor Brahms dan voor de nieuwere en allernieuwsten. Schäfer's leven was als dat van alle groten, een leven van strijd. Strijd om erkenning, strijd voor zijn ideaal, strijd als kunstenaar, strijd als mens. Steeds zuiverder en verhevener is zijn kunst geworden. Zijn kunst, die voor hem meer was dan het leven overgang naar al wat hoger is dan de mens, de schakel tussen het tijdelijke en het eeuwige , de intrede in het onsterfelijke. In later jaren droeg zijn spel hier steeds meer het kenmerk van. Het leek niet meer musiceren in de gewone zin van het woord, maar een inwijding in een wereld van enkel klank, gevoel, schoonheid. Men heeft Schäfer een Magiër genoemd. Hij was het. Met magische kracht trok hij ons tot zich aan, nam hij ons mee in zijn vlucht, sloot hij ons in den kring, dien hij al spelende om zich trok. Het tedere, innige, onstoffelijke heeft niemand zo weergegeven als Schäfer. De toon dien hij vleugel ontlokte was van een zeer bijzondere schoonheid, enkel klank en welluidendheid. In de kleine dingen was hij het allergrootst. Een tedere Prelude, een karakteristieke Mazurka, een weemoedige Wals maakte hij tot een gevoelswereld die alles omvatte wat het menselijk hart maar aan gevoel bevatten kan. Daarnaast was hij een zeldzaam groot virtuoos. Wie hem zijn bewerking van “Wienerblut" van Johann Strauss heeft horen spelen, beseft dit ten volle. Zijn grootheid als speler verdrong zijn betekenis als componist. Niet het laatst dit heeft bitterheid in zijn leven gebracht. Men erkende in hem slechts de speler, de componist in hem wilde men geen waardering schenken. Ten onrechte. Wie zijn strijkkwartet in cis kent weet wat Schäfer als componist betekent. Dit kan alleen zijn geschreven door een volkomen rijp meester, een werker en een zoeker, die niet eer schrijft alvorens hij weet wat hij wil en hoe hij het wil. Deze muziek is geboren uit leed en in hartenbloed gedrenkt, zij komt tot ons met de stille pracht van de tot schoonheid geworden smart en de zachte glimlach van hem die troost vond in zijn werk. Een blik in de partituur is voldoende om te zien hoezeer de componist zijn stof doorwerkte. De stemmen gaan afzonderlijk hun weg, de polyfonie is tot het einde volgehouden, de harmonie is tot het uiterste doorgevoerd. Tot het schoonste van dit kwartet behoort het “Allegretto simplice con grazia-Molto presto" en het “Andante sostenuto", dat van een diepte en eenvoud is als van een Beethoven. Het koraal waarmede dit deel eindigt maakt den indruk van een verheven dankzegging, innig en schoon als het gebed van het oprecht-gelovige. Nog een ander, zijn allerlaatste werk moet hier worden genoemd de Suite voor piano: “In de stilte", welke hij voor zijn vrouw die in de laatste jaren het licht van zijn leven is geweest, heeft geschreven. Muziek welke herinnert aan die van de oude meesters Couperin en Rameau, aan Chopin, Brahms, Debussy. Toch zal men haar geen gebrek aan oorspronkelijkheid kunnen verwijten. Want ook dit werk getuigt heel sterk van Schäfer's persoonlijkheid, al was het slechts door zijn meesterlijke bewerking en de ernst waarvan het is doordrongen. Als groot pianist schreef Schäfer niet gemakkelijk voor zijn instrument. Dit heeft de verbreiding van zijn werk zeer belemmerd. Slechts grote pianisten kunnen er van spelen. En de groten hebben het te druk met het geijkte pianorepertoire van den hedendaagse concerterende pianist, om aan de muziek van Schäfer aandacht te schenken. Liever spelen zij in Nederland voor de zoveelste maal een Polonaise in As van Chopin of een ander over en overbekend stuk, dan een compositie van een Nederland componist. Drie Sonates voor piano en viool getuigen eveneens van Schäfer's betekenis als componist, ook een voor piano en cello en enige werken voor orkest: “Suite Pastorale" en “Javaansche Rhapsodie". Tot nu toe hebben onze grote orkesten Schäfer's nagedachtenis niet gehuldigd door de uitvoering van zijn orkestwerken. Misschien komt dit nog. Wij wachten ook op het kwartet dat zijn Strijkkwartet en Pianokwintet zal spelen, al heeft het “Haagsche Strijkkwartet" deze werken meermalen en na zijn overlijden als hulde aan Schäfer, een deel van zijn cis-moll - kwartet uitgevoerd. Ook de Nederlandse concerterende pianist wacht nog een taak van piëteit: de uitvoering van Schäfer's werken voor piano. De grote Schäfer is niet meer. Wij zullen hem niet meer achter zijn vleugel zien, anders dan in de herinnering. Zijn leerlingen - hoe groot pedagoog was hij! - zullen niet meer van zijn lessen kunnen genieten. Voor altijd rusten de handen die zoveel schoons aan de toetsen hebben ontlokt, voor altijd is de mond die zoveel wijsheid wist te zeggen, gesloten. Zijn kunst verloor in hem een van haar grootste discipelen, zijn land een zijner beste zonen, zijn vrouw en vrienden, een mens met het zuiverste hart dat ooit in de borst van een kunstenaar heeft geklopt. L. Couturier.


Dirk Schäfer Miscellaneous

“Kunst is rechtstreeks waarheid openbaren” — Dirk Schäfer.
18 februari, 1931