Archive
Reading Section 5
Dirk Schäfer wordt 50 jaar diverse krantenartikelen
Bron: diverse kranten
Dirk Schäfer Archive
KUNST — Huldiging Dirk Schäfer
Bron: De Sumatra post. 15 december, 1923.
Huldiging Dirk Schäfer.
Willem Andriessen schrijft over zijn collega die eerdaags 50 jaar wordt in Caecilia-Muziekcollege onder
meer:
“Hoe heeft Schäfer, in de laatste jaren vooral, in de kracht zijner jaren, bewezen een man te zijn, wiens
streven naar het allerhoogste uitging, wiens kunstenaarsdaden door een idealisme gedragen werden,
door een zelfverloochening geleid, zoals slechts aan weinigen geschonken wordt, Hij bewees dit door de
machtige opgaven die hij zich stelde, maar niet minder door de wijze, waarop hij zijn taak te vervullen
wist. En naar het ongemene ging zijn liefde uit. Hoeveel waardering Schäfer ook bij het concertpubliek
vond, slechts de in de materie ingewijden kunnen overzien, wat het zeggen wil, monumenten als die
Schäfer zich koos —ik noem Bach’s Goldberg variationen. Beethoven’s Hammerklavier sonate en Diabelli
variationen, Brahms' opus 35, diens 2e Pianoconcert, Reger's opus 81 — zó na te dichten als hij dit
vermocht.
En Schäfer vond de tijd rijp voor een klavierkunst als de zijne. Men begrijpt mij wél, als ik — bij een
onderscheiding van onze kunstenaars in muzikale fenomenen en cultuurverschijningen — Schäfer tot
de laatste reken. Ik doe daarmee niet te kort aan de muzikale betekenis van deze figuur, wier
productieve en reproductieve uitingen directe weerspiegeling zijn van eigen cultuurstandpunt, maar
wellicht tegelijkertijd aan dat onzer dagen. En ik kan mij het samenvallen van Schäfer's “grote tijd” met
de jaren na de tragedie van 1914 niet als louter toeval verklaren. Wie het verband voelt, stelt zich eens
de vraag, in hoeverre een geweldige verschijning als Liszt, zó als hij was, passen zou in de tot stervens
toe gewonde cultuur van het Europa van déze tijd; in hoeverre de romantiek van Clara Schumann's
klavierpoëzie nog dien weerklank zou vinden; de betovering, die een vorig geslacht onderging als Anton
Rubinstein Beethoven’s Egmont-Ouverture op het klavier herschiep, nog dezelfde zou zijn. Panta zei: ook
de esthetiek van de muzikale reproductie leeft slechts in gestadige wisseling der verschijnselen ....
Dirk Schäfer, moge op de vroege herfstmorgen, die “vijtig jaar" heet, een lange dag volgen van rijken,
vollen oogst. Een lange dag, waarin a de schoonheid uwer gaven in het milde licht dezer nieuwe
levensperiode de glanzen moge weerkaatsen, de kleurbrekingen, de mijmeringen, die aan levensperiode
eigen zijn.
Tot geluk van u zelf en van degenen, die gij dit alles schenken wilt."
Dirk Schäfer. 1873 – 25 November – 1923.
Bron: Het Volk. 24 november, 1923.
Kunst en Letteren.
door Paul F. Sanders
Een volledig beeld te geven van de betekenis, die Dirk Schäfer
voor onze tijd en de Nederlandse muziek heeft, is niet mogelijk.
Hij behoort niet tot die mensen, wier leven in effen paden is
afgezaand en van wie men veilig zeggen kan: aldus was hun
opvang hier ligt hun hoogtepunt, wat hierna komt zal een
bevestiging geven van het bereikte. Uit Schäfer's composities kan
wen bepaalde karaktertrekken afleiden en de grote lijnen van zijn
ontwikkeling aangeven. Maar de tijd is nog niet gekomen om uit
de onderlinge vergelijking van zijn werken te concluderen waarom
hij bepaalde uitdrukkingsvormen koos. Men kan de indruk
weergeven, die elk zijner werken op zich zelf maakt. Doch een
scheppend kunstenaar is als verschijning en schakel eerst goed te
zien, wanneer de gedachtenwereld van ieder zijner perken in het
licht van zijn gezamenlijke composities beschouwd kan worden.
Elke schepping bevat een kant van die levensbeschouwingen de
idealen van de kunstenaar. Wie zijn volledige verhouding tegenover
de tijd en diens problemen dus in een enkel werk zoekt, vindt wel
belangrijke aanwijzingen, maar geen afdoend antwoord.
Wij mogen ons gelukkig noemen, dat wij bij Schäfer nog op de verspreidde indrukken moeten afgaan,
dat wij in hem bezitten een volprint kunstenaar, die nog midden in he+ leven staat. zodat wij, zijn
ontwikkeling volgend, nog geen idee hebben van het doel, waar toe die leiden zal.
Men kent de pianist Schäfer beter dan de componist. Dit is begrijpelijk, omdat de pianist zoveel vaker
gehoord werd. Doch men is ten onrechte geneigd twee gescheiden persoonlijkheden, die van de
scheppende en herscheppende kunstenaar in Schäfer te zien. Wie bijvoorbeeld gedurende de laatste
tien jaren zijn spel heeft gevolgd, heeft kunnen erkennen, dat dit — hoewel de volmaaktheid bereikt
scheen — aan voortdurende vervorming en vernieuwing onderhevig was. Dit getuigt van een sterk
verantwoordelijkheid gevoel tegenover het werk, een gevoel dat in die mate bijna alleen een scheppend
kunstenaar kan bezitten. Het wijst tevens op een rijk gevoelsleven. Men denkt een aan andere pianisten,
di in 1914 en 1923 dezelfde werken in onveranderde opvatting vertolkten, alsof de oorlogsjaren en de
heftigste beroeringen op maatschappelijk en geestelijk gebied hun zielenleven onaangetast lieten.
't Is een burgerlijk-esthetische opvatting, om bij de uitvoering van werken uit vroegere perioden de stijl
en vorm te willen nabootsen, die de traditie aan die tijd verleende. Aan dergelijke uitingen zit de duffe
lucht van een antikwiteitenwinkel. De nabootsing kan bovendien nooit meer dan een benadering van
het echte geven.
Een man als Schäfer, die de stijlen van alle perioden van de muziekgeschiedenis als de beste kent, vindt
— geniaal kunstenaar als hij is — met feilloos instinct de weg op zijn eigen wezen af te stemmen, naar
bet innerlijke van muziek. die hij vertolkt, en de traditionele vormen een nieuw leven te geven, dat de
hoorder het oude als een weerklank van z'n eigen tijd doet voelen. Ik voel Schäfer’s herschepping kunst
dan ook zuiver subjectief, en het resultaat van een ongemeen sterke persoonlijkheid.
Diezelfde eigenschap spreekt uit in zijn composities. Schäfer gaat volkomen zijn eigen weg, beïnvloed
door alle moderne stromingen, hoezeer hij die ook beheerst en heeft doorvorst.
Die onwrikbare zekerheid, die standvastigheid van karakter geeft hem niet slechts een aparte plaats
tussen de Nederlandse componisten, ze plaatsten hem ook als mens buiten de diverse groenen en
richtingen. Hij kent geen concessies, noch voor zijn kunst, noch voor zich zelf. Het is een geheim, dat
deze karaktervastheid hem van samenwerking met het Concertgebouworkest hoeft uitgesloten en dat,
zo hem ‘t leven materieel slechts bemoeilijkt heeft.
Slechts enkelen onder het grote publiek, dat van de kunstenaars immers de uiterlijke schijn te zien krijgt,
vermoeden, dat een man als Schäfer “vaak onder bezwarende omstandigheden” (zoels de huldigings-
circulaire het bescheiden uitdrukt) moet arbeiden. Zijn naaste vrienden namen daarom het initiatief –
van een officiële huldiging op zijn vijftigste verjaardag wilde Schäfer niets weten – om hem door
bijdragen uit het gehele volk een eigen woning aan te schaffen, waar hij ongestoord kan werken.
Schäfer’s wens is vrij en onafhankelijk voor zijn eigen levensbestaan te zorgen, doch tevens in staat te
zijn, door beperking van zijn lessen en concertreizen, zich meer aan zijn composities te kunnen wijden in
een eigen omgeving. die hem tenminste enige rust verzekert.
Het publiek zal dus blijven genieten van de óngeëvenaarde vertolkingen van de geniale kunstenaar, die
als weinig andere, recht heeft op de verering en dankbaarheid van ons gehele volk.
Kunst. Dirk Schäfer 50 jaar.
Bron: Algemeen Hendelsblad. 22 november 1923.
This page is still in preparation, but may nevertheless be of
interest in its incomplete state.
Kunst. Dirk Schäfer.
Wie Dirk Schäfer is, wat hij voor het muziekleven betekent —
hoeven wij dat eigenlijk nog te zeggen. Wij hebben het zo vaak
mogen trachten te getuigen; trachten, want wat hij geeft kan het
woord slechts aanduiden, niet omschrijven. En wanneer hij
optreedt, dan vindt hij een talrijke schare getrouwen om zich
heen verzameld, omdat men weet, dat het hem gegeven is, het
allerhoogste, het aller innigste te zeggen, wat de grote meesters
in hun scheppingen hebben geopenbaard. Elke klavier-avond
van Schäfer is daardoor op zichzelf weer een openbaring, een
onthulling van nieuwe, ongekende geheimenissen.
Ook voor hemzelf. Immers, voor iemand als Schäfer is het
uitvoeren van een kunstwerk geen spelen, geen zo getrouw
mogelijk mechanisch weergeven van het overgeleverd notenbeeld
zonder meer. Hij is geen speler, maar herschepper. Het belangrijkste staat voor hem niet in, maar
tussen, achter de noten. Die noten zijn voor hem enkel aanduidingen, wegwijzers naar het mysteriën- en
dromenrijk, welks wonderen bij verder voor ons moet doorgronden. En dat rijk is onbegrensd; hoe
verder men er in doordringt, hoe dieper het blijkt, elke onthulling vertoont weer een nieuw geheim.
En daarom is Schäfer's artistieke arbeid een voortdurende worsteling. In de eerste plaats met het wezen
van de kunst, waaraan hij zich wijdt. In de tweede plaats niet de techniek, omdat elk nieuw inzicht weer
een eigen wijze van uitdrukking eist. Het publiek weet dat zo niet. Want voor zijn publiek komt hij steeds
als een wijze, een weter. Wat hij schenkt, maakt de zuivere indruk van iets wat doorschouwd, wat
overwonnen is, en dus het gevoel geeft, van een openbaring, een bevrijding, een verheffing. Ook van
een stellige overtuiging. Doch daarom niet van een apodictische verkondiging: zó is het; niet anders.
Want daarvoor kent Schäfer uit eigen ervaring te goed het gevoel van niet-weten, van moeten-zoeken.
Zijn overtuiging is bevochten, en derhalve kan hij zich zuiver indenken in de geestestoestand van hen,
die nog vóór het probleem staan en de gave missen, uit eigen kracht tot een oplossing te komen. Maar
hij kent ook de voldoening van het overwinnen. En aldus klinkt in zijn herscheppingen ook altijd iets van
de verrukking van iemand, die een geheim heeft doorgrond en het anderen kan verklaren.
Inmiddels is Schäfer bij elk optreden in het openbaar zelf alweer verder. Ik zei het reeds: het rijk,
waarvan de muziek spreekt, is onbegrensd. Achter elk ontsluierd geheim schemert een ander, dieper
mysterie. En terwijl Schäfer ons de pas verworven en veroverde ontdekkingen laat horen, ziet hij weer
nieuwe problemen, die zijn geest bezighouden. De ontdekkingsreis vangt opnieuw aan. En wie hem van
meer nabij kennen, weten hoe voor hem elke klavieravond al speelt hij voor de zoveelste maal
Beethoven's Appassionata, Chcpin's Préludes, Franck's Prélude, Choral et Fugue en wat zijn universeel
répertoire ook bevat, een moeizame, nauwgezette, hardnekkige, geduldige voorbereiding is, als stond hij
voor een nieuwe taak. Maar dit is inderdaad voor hem ook: telkenmale gaat hij weer op verdere
veroveringen uit; geestelijk om de nieuwe problemen op te lossen, technisch om het pas-ontdekte ook
naar de aard in oneindig fijne nuanceringen van klank en ritme zuiver te realiseren.
En daarom geven zijn klavieravonden, geeft een herhaling van welk werk ook, telkenmale weer iets;
bijzonders. Dat enige zucht om door iets eigens te treffen, te épateren, hieraan ten enenmale vreemd is,
vraagt na de voorafgaande uiteenzetting geen betoog. Wie Schäfer's klavieravonden min of meer
geregeld volgt, voelt in de wijziging van zijn opvatting, van zijn speelmanier niets grilligs, doch
integendeel een streng-logische ontwikkeling, een gestadige verinnerlijking. Hoe virtuoos hij ook kan
spelen, elke gedachte aan uiterlijk virtuositeit is bij hem volstrekt uitgesloten. Hetgeen weer niet wil
zeggen, dat hij à tout prix alles „vergeestelijkt" — daarvoor is hij weer te goedde universele
stijlkunstenaar. Het speels-gracieuze van een Couperin, een Rameau, het „spielfreudige" van een
Scarlatti, het pralend-virtuoze van een Liszt is hem evenzeer vertrouwd als het diepzinnige van een
Beethoven, het monumentale van een Bach, het intensief-muzikale van een Mozart of een Schubert. Hij
kan heel bewust laten voelen, dat Beethoven's opus 2 iets anders is dan diens opus 111.
Maar speels, virtuoos of fantasmagorisch — men voelt in elk zijner vertolkingen zijn persoonlijkheid
opgelost in de geest van het kunstwerk en het spel van alle materie bevrijd.
Ziehier, heel in het kort, wat bij, verschillende gelegenheden al meer is gezegd, doch thans, nu men zich
opmaakt, onzen meesterpianist te huldigen, even geresumeerd moge worden. Het is lang niet volledig;
ik zou veel meer kunnen zeggen, doch ik meen mij te kunnen bepalen tot een enkele aanduiding van
hetgeen ik als het essentieel-persoonlijke van de kunstenaar Schäfer heb leren verstaan. Maar wel zou ik
nog willen accentueren dat, zo men Schäfer 's betekenis als heel bijzonder herscheppend kunstenaar
hier heeft leren erkennen, de weg tot de erkenning geen spelevaart is geweest. Zó lang ligt de tijd, dat
hij, als elk Nederlander, voor een klein groepje belangstellenden speelde, niet achter ons. Schäfer heeft
het zichzelf daarbij niet gemakkelijk gemaakt, of liever, zijn op het zuiver ideale gerichte natuur maakte
het hem zeer moeilijk, zich "wat men noemt een „carrière" te veroveren. Zijn ontwikkeling tot rijp
kunstenaar viel geheel in de periode, waarin Nederland het bezit van een eigen grootheid eenvoudig
voor onmogelijk hield, tenzij de betrokkene in de vreemde als zodanig was geautoriseerd. En het lag
volstrekt niet in Schäfer’s aard om reizend virtuoos te worden, al bezat hij daardoor alleszins de uiterlijke
hoedanigheden; alles wat in hem was, verzette zich ertegen, met de bagage van een dozijn
paradestukken van land tot land, van stad tot stad te reizen. Hij is in zijn eigen land gebleven en heeft
hier zijn ongelovig, twijfelend publiek stap voor stap veroverd, zonder attesten van buitenlandse
successen kritieken.
Er ligt wel iets van ironie in het feit, dat hij de beslissende slag heeft moeten leveren met zijn
monumentale historische klaviercycli, waarvan ten slotte de uiterlijke monumentaliteit het publiek heeft
ingepakt. Maar goed — toen is men naar hem gaan luisteren en hij heeft zijn publiek niet alleen
gehouden, maar het ook zien groeien, niet door nieuwe krachtdaden, maar enkel door de zuiverheid, de
intimiteit en de waarachtigheid van zijn kunst. Hij heeft daarbij ook voor andere landgenoten de weg
geëffend. En eerst toen hij in eigen land zich erkend voelde, is hij met de getuigenissen van ons land, na
vreemde gegaan, om daar te tonen, dat ook Nederland iets vermag, waartoe mem alleen een niet-
Nederlander in staat achtte.
Alleen al hierom verdient hij ons aller hulde. Zeker — het is billijk, dat men allereerst in Schäfer de
pianist, de componist eert. Maar laat ook de Nederlander in het algemeen, ook wat niet direct tot de
muziekwereld behoort, door bij te dragen in de huldiging, tonen, dat men daadwerkelijk weet te
appreciëren, wat Schäfer als Nederlander voor zijn eigen land heeft bereikt langs de moeilijke, maar
eerlijke rechte lijn.